Draaiboek vrijstellingen

De sector kan een aanvraag indienen bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor het verlenen van een vrijstelling van een gewasbeschermingsmiddel. Deze vrijstelling is alleen voor een noodsituatie en geldt voor een periode van 120 dagen. De aanvraag moet een  onderbouwing krijgen. Ook moet de aanvraag worden voorzien van de nodige documentatie. Het verlenen van een vrijstelling is een discretionaire bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

Het besluit tot het verlenen van een vrijstelling wordt gebaseerd op een advies van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en een advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgtb). De NVWA adviseert over de landbouwkundige noodsituatie, het Ctgb  over de risicobeoordeling. De risicobeoordeling wordt in principe uitgevoerd als het advies van de NVWA positief is. Of als de aanvrager, de NVWA en het ministerie van LNV overeenkomen om de beoordeling van de landbouwkundige noodsituatie en de risicobeoordeling tegelijk te laten uitvoeren. Een vrijstelling wordt over het algemeen alleen verleend als er een positief advies is van zowel de NVWA als het Ctgb. Er wordt bij het opstellen van een advies alleen rekening gehouden met vigerende wet- en regelgeving. Dit betekent dat er geen rekening wordt gehouden met bovenwettelijke eisen.